vrijdag 22 december 2017

Algemene Vergadering van de UNO neemt resolutie aan tegen mensenrechtenschendingen in Iran



 19 december 2017
De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties nam dinsdag, 19 december, haar 64e resolutie tegen de mensenrechtenschendingen in Iran aan.
STFA drong er bij de UNO op aan een onderzoekscommissie in deze zaak in te stellen, eraan toevoegend: “Dit is de eerste stap om een einde te maken aan de misdaden van criminelen, die nu al 38 jaar in Iran heersen.”
STFA omarmde de resolutie en verklaarde dat: “Ten aanzien van een regime dat zich helemaal niets aantrekt van tientallen UNO-resoluties tegen de niet aflatende schendingen van mensenrechten in Iran en ten aanzien van de actieve medeplichtigheid van de allerhoogste regimefunctionarissen bij het ombrengen van politieke gevangenen, moet de internationale gemeenschap bindende maatregelen treffen om de misdaden van het regime te stoppen. Alle diplomatieke en commerciële relaties met het theocratische regime van de mullahs dienen op een directe manier de belangen van het Revolutionaire Garde-Corps (IRGC), en moeten afhankelijk gemaakt worden van de beëindiging van folteringen en terechtstellingen in Iran en van de destructieve bemoeienissen van het land in de regio. Bij afwezigheid van een dergelijk vastbesloten beleid zullen de flagrante schendingen van de mensenrechten in Iran en de export van terrorisme, fundamentalisme en oorlogszucht naar de regio en de wereld doorgaan.”
De resolutie roept het Iraanse regime op “een begrijpelijk verantwoordingsproces op gang te brengen m.b.t. alle ernstige mensenrechtenschendingen, inclusief de gevallen waarbij de Iraanse rechtspraak en veiligheidsinstanties betrokken waren, en … de straffeloosheid voor dergelijke misdaden op te heffen.” Het meest sprekende voorbeeld van dergelijke ernstige mensenrechtenschendingen in Iran is de afslachting van politieke gevangenen in 1988, waarbij alle functionarissen van het klerikale regime, in het bijzonder Ali Khamenei, alsmede de rechtspraak en de hoogste functionarissen van de veiligheids- en inlichtingendiensten betrokken waren. Ze staan daar nog steeds achter, en zijn tot dusver verschoond gebleven van vervolging. Daarom staat de internationale gemeenschap een grote test te wachten, nl. deze grove misdaad tegen de menselijkheid onderzoeken en de daders juridisch vervolgen.”
De Algemene Vergadering van de UNO sprak zijn “ernstige bezorgdheid uit over het alarmerend hoog aantal opgelegde en daadwerkelijk uitgevoerde doodstraffen ..., waaronder ook doodstraffen voor minderjarigen en personen die op het moment van hun misdrijf nog geen 18 jaar oud waren, en over terechtstellingen voor misdrijven die niet als de meest ernstige misdrijven kunnen gekwalificeerd worden, en dat ook nog op basis van afgedwongen bekentenissen” en ze riep het Iraanse regime op “openbare terechtstellingen zowel in de wetgeving als in de praktijk af te schaffen.”
De resolutie van de Algemene Vergadering van de UNO ook op te stoppen met “folteringen en andere wrede, onmenselijke en vernederende behandelingen of bestraffingen, alsmede met de wijdverbreide en systematische willekeurige opsluitingen, waaronder ook die van buitenlanders met een dubbele nationaliteit”, “de armzalige omstandigheden in de gevangenissen”, “met de ontzegging van adequate medische behandeling”, “met wijdverbreide en ernstige beperkingen … m.b.t. het recht op meningsvrijheid en de uiting daarvan, de vrijheid van vereniging en van vreedzame bijeenkomsten, dit zowel online als offline”, “het lastigvallen, de intimidatie en vervolging van politieke tegenstanders, mensenrechtenactivisten, activisten voor vrouwenrechten en rechten van minderheden, vakbondsleiders, studentenrechtenactivisten, academici, filmmakers, journalisten, bloggers, gebruikers van social media en beheerders van social-media-pagina’s op internet, mediamensen, religieuze leiders, kunstenaars, advocaten en personen en hun families die tot een al dan niet erkende minderheid behoren”, “onnodig harde vonnissen, inclusief de doodstraf en langdurige binnenlandse verbanning”, “represailles tegen personen, ook tegen hen die samenwerken met mensenrechtenorgnisaties van de Verenigde Naties,” en “alle vormen van discriminatie en andere mensenrechtenschendingen van vrouwen en meisjes” en “van personen die tot een religieuze, etnische, linguïstische of andere minderheid behoren.”

zondag 10 december 2017

Iran: Massale aardbevingsschade, verwoesting van zeven steden en meer dan 77,5% van de dorpen in één provincie




30 November 2017
Ambtenaren en staatsmedia van het Iraanse regime hebben de enorme schade bekend gemaakt die de aardbeving in het westen van Iran heeft aangericht en die zeven steden en meer dan 77,5 procent van de dorpen in de provincie Kermanshah heeft vernietigd.
Ter vergelijking stelde  het bestuur van Kermanshah vast dat de schade veroorzaakt door de aardbeving gelijk was aan 11 maal de jaarlijkse begroting voor deze provincie.
De door de staat gerunde Khabar-Online-vestiging meldde dat de aardbeving meer dan een decenniumbudget van de provincie Kermanshah heeft verslonden, onder vermelding van het rapport van de Kermanshah-gouverneur
Volgens de verklaring van het bestuur van Kermanshah zijn zeven steden en 77,5% van de dorpen in Kermanshah, dat zijn zo'n 1.940 dorpen, bij de aardbeving verwoest.
In het gunstigste scenario heeft de aardbeving van Kermanshah een schadepost van ongeveer 5.632 miljard Toman  voor de Iraanse economie opgeleverd. Het jaarlijkse budget van de provincie Kermanshah is ongeveer 500 miljard Toman, en dus heeft de aardbeving in één keer bijna het budget van 11 jaar van de provincie verslonden.
De statistieken tonen aan dat door de aardbeving in de provincie Kermanshah 31.000 huizen zijn verwoest en zware verliezen aan de verwerkende industrie zijn toegebracht, waaronder 7.000 handels- en productie-eenheden, dat terwijl de provincie Kermanshah al bekend staat  als recordhouder op het gebied van werkloosheid onder alle provincies in Iran. Ook hebben  landbouwfaciliteiten, ziekenhuizen en gezondheidscentra zware verliezen geleden en zijn honderden scholen en klaslokalen verwoest in de door aardbevingen getroffen gebieden
Als de omvang van de schade aan de provincie Kermanshah wordt vergeleken met de miljarden dollars die het Iraanse regime besteedt om Bashar al-Assad aan de macht te houden, dan geeft dit wel de aard van de impopulaire en anti-Iraanse acties van het regime weer.
Volgens de internationale nieuwsmedia heeft het regime de afgelopen zes jaar dat het betrokken is geweest bij de  Syrische revolutie, jaarlijks 15 tot 20 miljard dollar bijgedragen aan de ondersteuning van  het regime van Bashar al-Assad.
Nazir Hakim van de Syrische oppositiecoalitie zei tijdens een conferentie in de Franse Senaat in 2015 dat het regime in Iran tot nu toe $ 87 miljard heeft bijgedragen aan Bashar Assad.
Volgens een rapport van de afgezant van de Verenigde Naties in Syrië, Staffan de Mistura, heeft het Iraanse regime jaarlijks 35 miljard dollar bijgedragen aan Bashar Assad, driemaal het officiële nationale defensie budget.
Het regime heeft de afgelopen dertig jaar ook $ 1 miljard bijgedragen aan militanten van Hezbollah.
Een eenvoudige berekening toont dus aan dat het regime jaarlijks het equivalent van 150 keer de jaarlijkse begroting voor een Iraanse provincie als Kermanshah uitgeeft om de Syrische dictatoraan de macht te houden en het doden van mensen in dat land.
En terwijl mensen in de getroffen gebieden, meer dan twee weken na de aardbeving, niet de geringste voorzieningen hadden om zich te beschermen tegen de nachtelijke kou van 10 tot 15 graden onder nul, toonde het regime geen enkele bezorgdheid voor het feit dat zij en hun geliefden door bevriezing omkwamen in de ochtend.
Meer dan twee weken na de aardbeving in de provincie Kermanshah, terwijl regen en ijzige kou de problemen voor de getroffenen alleen nog maar erger maakten, hebben regeringsfunctionarissen onaangedaan laten weten dat hun woningen niet in korte tijd zullen worden opgebouwd en dat het zeker nog een maand zal duren.
Terwijl 31.000 wooneenheden in de provincie Kermanshah zijn verwoest, zijn volgens functionarissen van het regime tot nu toe slechts 200 containers geleverd voor tijdelijke huisvesting van de getroffenen, hoewel die allemaal zijn verkregen door openbare donaties.
Ondertussen zei een parlementslid van het regime uit Sarpol Zahab: "In de openlucht is het zo koud  dat het nauwelijks lukt om buiten de tenten te verblijven. Het water is bovendien modderig en ongeschikt om te drinken. "