zondag 18 september 2016

Dochter van geëxecuteerde Soennitische gevangene: ik vraag God of we elkaar in de hemel mogen weerzien


08 september 2016
Het volgende schreef Sara Mansour Bolaghi’s recht uit haar hart voor haar vader Mamousta Khaled Bolaghi die, samen met 24 andere Soennitische politieke gevangenen werd opgehangen in de gevangenis Gohardasht op augustus 2016:
In de naam van God,
Ik ben Sara, dochter van martelaar Mamousta Khaled Mansour Bolaghi, een Soennitische politieke gevangene, die is geëxecuteerd vanwege zijn geloof.
Ik herinner me de keren dat mijn vader met mij sprak. Op een keer vertelde hij dat hij, 2 dagen na mijn geboorte, in het ziekenhuis werd gearresteerd en meegenomen naar het kantoor van de Inlichtingendienst in Sanandaj.
We ontmoetten elkaar voor het eerst in het kantoor van de Inlichtingendienst in Sanandaj. Ik kende mijn vader helemaal niet. Ik moest huilen toen hij me in zijn armen nam en me knuffelde. Toen ik 2 jaar was had ik mijn vader slechts 3 tot 4 keer gezien. Mijn vader werd, na 2 jaar gevangenschap in de gevangenis van de inlichtingendienst in Sanandaj, overgebracht naar de Rajai Shahr gevangenis in Karaj (bij Teheran). Ik had net leren praten. Mijn vader noemde me toen “zijn kanariepietje”.
Steeds wanneer ik mijn vader opzocht voelde dat geweldig. Maar, we hadden steeds maar een half uurtje samen. Zodra ik zijn warmte en liefde begon te voelen beëindigden ze ons samenzijn. Steeds wanneer ik verdrietig was om het gemis van mijn vader, zei hij tegen me: “mijn bloempje, mijn liefje, papa’s kanariepietje, maak je geen zorgen. Als God het wil zal ik spoedig bij je komen Mijn dierbare Sara, bid voor mij.”
Mijn vader zou een ontmoeting met mij regelen, omdat ik hem al in bijna 6 maanden niet meer had gezien. Ik verlangde hevig naar hem, zodat hij me kon knuffelen en omarmen. Op een dag werd er vanuit de gevangenis gebeld en gezegd dat ik mijn vader kon ontmoeten. Ik droeg mijn mooiste kleren, speciaal voor mijn vader en zei: “Hoera! Ik mag naar mijn vader.”
Ik ging, samen met mijn moeder en mijn vaders familie, naar Teheran. Onderweg huilden mijn moeder en mijn oma en de anderen. Ik zei: “Huil toch niet! Dat zou mijn vader kunnen kwetsen.” Ik begreep niet waarom ze huilden.
Plotseling ging de telefoon van mijn oom over. Uit wat hij zei aan de telefoon, maakte ik op dat mijn vader was geëxecuteerd. En ik begon te huilen en bleef huilen tot aan de begrafenis op de Behesht-Zahra begraafplaats in Kahrizak.
Toen we aankwamen in de gevangenis zeiden een paar inlichtingenofficieren: “Kom met ons mee, dan laten we jullie Khaled zien.” En ze lieten ons zijn lichaam zien. Mijn vader lag er vredig bij en ik omarmde hem en raakte zijn gezicht aan en streelde hem. Ik hield er zo van als mijn vader met zijn warme en vriendelijke stem zei: “Mijn kanariepietje, kom je papa weer opzoeken?” Maar nu was er geen stem. Toen ik hem kuste was hij ijskoud. En dit was mijn laatste ontmoeting met hem. Ze lieten niet toe dat ik met hem sprak in de maand voorafgaand aan de executie, omdat in hij in eenzame opsluiting zat. Ik zal nooit mijn vaders vriendelijke gezicht en woorden vergeten en ik vraag God of we elkaar weer mogen ontmoeten in de hemel.

Iran: Schokkende brief van een politieke gevangene die zijn broers en zusje verloor in het bloedbad van 1988


31 August 2016 14:26
“Minister van Justitie” druk doende met pogingen om zijn rol in het bloedbad te rechtvaardiging.
Iemand met bloeddorstige ideeën, die Pour Mohammadi heet, is Minister van Justitie van Rouhani’s “gematigde?!” regering. Waarschijnlijk op nadrukkelijk bevel van Rouhani zelf werd hij voor de camera’s gezet om de overlevenden van het bloedbad van 1987 te bedreigen om zichzelf te zuiveren en om anderen te waarschuwen hun woorden terug te nemen en onthulling van hun misdaden te vermijden. Natuurlijk werken al deze intimidatie, terechtstellingen en onderdrukking niet de hele tijd, zoals Reza Akbari Monfared, politieke gevangene in de Gohardasht Gevangenis in zijn open brief schrijft.
Ofschoon deze bloeddorstige, misdadige en onrechtvaardige minister voornamelijk in de media verscheen om Ali Motahari (plaatsvervangend hoofd van het Iraanse parlement die aan de minister had gevraagd om zijn verontschuldigingen aan te bieden voor zijn rol in het bloedbad van 1988) en Ahamad Montazeri (die de audiotape publiek maakte van de massaslachting), te bedreigen
Zijn woorden waren zo brutaal en bedreigend, dat ze mij deden denken aan de herinneringen van misdaden en het bloedbad… Ik ben mijn hele familie, zoals mijn zusje en broers kwijtgeraakt in dat bloedbad en als gevolg daarvan is mijn moeder overleden aan een hartaanval, dus ik heb niets meer te verliezen.
Puur ter verduidelijking van enkele van de misdaden die door dit regime zijn gepleegd, moet ik er op wijzen, dat mijn broer op 20 september 1981 was gearresteerd en twee weken later terechtgesteld en dat zij weigerden ons zijn dode lichaam te geven en later lieten ze ons een Grafzerk zien in sector 85 van Behesht Zahar en ze zeiden dat hij daar was begraven.
Wij hebben toen bij ons thuis een kleine begrafenisdienst gehouden (aangezien wij geen toestemming kregen om een moskee te gebruiken voor onze ceremonie). Daarbij viel een veiligheidsagent, Akbar Khoskoosh geheten, samen met andere agenten ons huis binnen en zij hebben al mijn familieleden gearresteerd en overgebracht naar de Evin Gevangenis. Maanden later werden zij één voor één vrijgelaten, ook mijn moeder die vijf maanden gevangen had gezeten.
Ze hebben mijn zusje veroordeeld tot tien jaar gevangenschap en in 1988, nadat ze zeven jaar gevangen had gezeten, werd ze tijdens het bloedbad gedood.
In 1983 werd mijn andere broer, die kleermaker was, maandenlang vermist, later ontdekten we dat ook hij in de Evin Gevangenis zat en uiteindelijk in 1985 hebben ze ons – zonder dat ze ons zijn dode lichaam hebben gegeven – nog een Grafzerk laten zien in sector 106 van Behesht Zahra en beweerden dat hij daar begraven was.
Wij zijn er nooit zeker van of onze broer en zusje daar zijn begraven of niet.
Mijn jongste broer Abdulreza die vóór 30 juni 1981 was gearresteerd op beschuldiging van het verkopen van kranten in Teheran zuid was gearresteerd en veroordeeld tot drie jaar opsluiting. Nadat hij die drie jaar achter zich had, is hij nooit vrijgelaten. En zijn gevangenisstraf was illegaal verlengd met vier jaar tot 1988 en tijdens het bloedbad werd hij
naast mijn zusje opgehangen.
Deze keer hebben ze ons nooit de dode lichamen gegeven en ze hebben ons nooit een grafzerk laten zien, integendeel, zij hebben mijn vader bedreigd: als hij verkondigt dat zij door natuurlijke oorzaak om het leven zijn gekomen, zullen zij hem misschien hun graven laten zien.
Dat is nooit gebeurd en nu na 28 jaar weten wij niet waar zij begraven zijn.
Om die reden, met de grootse inzet voor mijn familie en voor mijn onschuldige zusje en broers (Roqiya, Gholamreza, Alireza, Abdulreza), die ten onrechte werden gedood, vertel ik deze misdadige persoon (Pour Mohammadi) dat van de hele familie alleen ik en mijn andere zusje, Maiami, over zijn gebleven in de Gohardasht Gevangenis.
Wij zijn er helemaal niet bang voor om terechtgesteld te worden en met het offeren van ons leven verklaren wij trots dat deze massaslachtingen en misdaden niets van doen hebben met de Islam en onze profeet.
Rezi Akbari Monfared, Politieke gevangene van afdeling 4, Hall 12, Gohardasht Detentie (Rajayee Shahr Karaj)

Druk op soennitische gevangenen in Karoun gevangenis in Iran geïntensiveerd .


3 september 2016
Officieren en bewakers in Karoun gevangenis in Ahvaz hebben de druk geïntensiveerd op twee soennitische gevangenen in deze gevangeni, volgens rapporten ontvangen vanuit Iran.
De twee mannen, wier namen Shokrollah Sakhravi en Jaber Sakhravi zijn, zijn veroordeeld tot 17 jaar gevangenis en zijn in slechte lichamelijke conditie. Jaber Sakhravy heeft zijn gezichtsvermogen verloren als gevolg van martelingen en is gedeeltelijk verlamd geraakt. De verzoeken van hun familieleden om medische behandeling aan de bewakers zijn tevergeefs.
Volgens een ander rapport in Ahvaz, overvielen donderdag 1 september 2016 jl. veiligheidstroepen van het regime mensen thuis en arresteerde een aantal jongeren.
De veiligheidsagenten in deze brute aanvallen klommen op de muren van de huizen en positioneerden zich op de daken om een atmosfeer van angst en terreur te creëren.
De namen van de drie mensen die zijn gearresteerd zijn Reza Savari, Hadi Savari en Ali Abu Walid Ahvazi. De reden voor hun arrestatie niet bekend.

Iraanse Minister van Justitie bevestigt zijn rol bij de massa-terechtstellingen van politieke gevangenen


01 september 2016
Persbericht – Brussel - Friends of a Free Iran in European Parliament – 1 september 2016
EU en UNO moeten tot een internationaal onderzoekstribunaal oproepen
De choquerende openbaarmaking van een geluidsopname van de onlangs overleden ayatollah Montazeri, die de beoogde opvolger was van Khomeini, stichter van de Islamitische Republiek van Iran, laat het Iraanse establishment de laatste weken op zijn grondvesten schudden.
De geluidsopname werd opgenomen tijdens de massa-terechtstelling van politieke gevangenen in Iran in 1988, waarbij de gesprekken werden weergegeven tussen Montazeri en leden van de “Doodscommissie” - een commissie gevormd door vier van de topfunctionarissen van het regime die destijds de opdracht tot uitvoering van de terechtstellingen had gekregen.
Ongeveer 30.000 politieke gevangenen, waarvan velen hun straf reeds hadden uitgezeten, werden in de zomer van 1988 in het geheim omgebracht en in massagraven begraven, daarmee gehoor gevend aan een fatwa van Ayatollah Khomeini.
Een van de leden van de ‘Doodscommissie’, wiens naam en stem duidelijk te horen is op de opname, is Mostafa Pour-Mohammadi, op dat moment vertegenwoordiger van het Ministerie van Inlichtingen en Veiligheid (MOIS), en nu minister van justitie in de zogenaamd “gematigde” regering van president Hassan Rouhani.
Op zondag 28 augustus 2016 bevestigde Pour-Mohammadi zijn rol bij de afslachting: “We zijn trots dat we Gods bevel m.b.t. de ‘hypocrieten’ (PMOI of MEK) uitgevoerd hebben. We stonden tegenover de vijanden van God en het volk en zijn met geweld tegen hen ingegaan.” Een dag later voegde hij eraan toe: “Ik heb er zelfs niet één slapeloze nacht aan overgehouden in al de jaren daarna, omdat ik gehandeld heb volgens de wet en de islamitische sharia.”
Deze opmerkingen laten er geen twijfel over bestaan dat de huidige Iraanse regering van Hassan Rouhani medeplichtige is bij één van de ergste misdaden tegen de menselijkheid in de jongste geschiedenis, die nog niet bij een internationaal tribunaal ingebracht is. Amnesty International, de Internationale Mensenrechtenfederatie (FIDH), Human Rights Watch alsmede het Canadese parlement hebben allemaal de afslachting van 1988 in Iran als een ‘misdaad tegen de menselijkheid’ gebrandmerkt. *
We eisen derhalve dat het bloedbad van 1988 in Iran op de agenda van de actuele zitting van de UNO-Mensenrechtenraad in Genève in september 2016 geplaatst wordt. De UNO-Hoge Commissaris voor Mensenrechten moet in dit opzicht een oproep doen tot een onderzoek.
We doen eveneens een oproep bij de huidige zittingsperiode van de Algemene Vergadering van de UNO in New York (september – december 2016) om een resolutie op te stellen met een oproep tot een onderzoek van dit bloedbad en het betreffende dossier aan de Veiligheidsraad over te dragen. De UNO-Veiligheidsraad zou een internationaal tribunaal moeten instellen om dit te onderzoeken en de voornaamste schuldigen te vervolgen.
Alvorens in enige vorm van zogenaamde ‘mensenrechtendialoog’ met dit regime te treden, zou de EU moeten aandringen op het ontslag van Pour-Mohammadi als regeringslid en alle medeplichtigen bij de slachting van 1988 in Iran wegens misdaden tegen de menselijkheid naar internationale tribunalen te sturen.
Gérard Deprez, lid van het EP
Voorzitter van Friends of a Free Iran in het Europese Parlement (FOFI)
Friends of a Free Iran (FoFI) is een informele groep in het Europese Parlement die in 2003 gevormd werd en de actieve steun van talrijke parlementsleden van verschillende politieke groeperingen geniet.

*Bij de beschrijving van sommige details van het bloedbad hebben talrijke mensenrechtenorganisaties in het verleden reeds het bloedbad van 1988 onder politieke gevangenen in Iran als een misdaad tegen de menselijkheid veroordeeld:
• Amnesty International schreef in zijn rapport van 2 november 2007: “Amnesty International gelooft dat deze terechtstellingen in de categorie van misdaden tegen de menselijkheid vallen. Volgens het in 1988 geldende internationale recht omvatten misdaden tegen de menselijkheid wijdverbreide of systematische aanvallen tegen burgers om discriminatorische, inclusief politieke, redenen.”
• De Internationale Federatie voor Mensenrechten (FIDH) schreef op 20 september 2013: “Een kwarteeuw geleden, in de zomer van 1988, werden duizenden Iraanse politieke gevangenen, die eigenlijk al veroordeeld waren en hun straf uitzaten, opnieuw summier berecht en vervolgens terechtgesteld. Tot op heden hebben de Iraanse autoriteiten, waarvan er een aantal ook al in die tijd aan de macht waren, deze misdaden niet willen toegeven. De Federatie heeft in 2013 een rapport gepubliceerd met de titel ‘25 jaar geleden, en nog steeds geen rechtvaardigheid: de in1988 in de gevangenis uitgevoerde terechtstellingen blijven ongestraft’, FIDH en LDDHI kwalificeren deze als buitengerechtelijke en willekeurige terechtstellingen en als misdaden tegen de menselijkheid. Alhoewel de omvang ervan onbekend blijft, staat wel vast dat in een tijdspanne van enkele maanden meerdere duizend gevangenen terechtgesteld werden. Iraanse bronnen zijn erin geslaagd de namen van minstens 4.672 slachtoffers te documenteren.”
• Human Rights Watch schreef op 24 oktober 2005: “De welbewuste en systematische manier waarop deze buitengerechtelijke terechtstellingen plaatsvonden is volgens internationaal recht een misdaad tegen de menselijkheid.
• Het Canadese parlement aanvaardde de volgende motie op 5 juni: “Het Huis veroordeelt de massamoord op politieke gevangenen in Iran in de zomer van 1988 als een misdaad tegen de menselijkheid en eert de herinnering aan de slachtoffers, die in massagraven begraven werden op het Khavaran-kerkhof en andere locaties in Iran en roepen 1 september uit tot de dag van solidariteit met politieke gevangenen in Iran."

Iran – Jonge Koerdische vrouw en politiek gevangene, heeft ernstige gezondheidsproblemen


12 september 2016
Het kantoor van de inlichtingendienst in de stad Mahabad (Koerdische regio in Iran) heeft uiteindelijk gemeld dat Manijeh Fatehi, een 22 jaar oude vrouw uit Bukan, aldaar gevangen wordt gehouden. De melding werd 6 maanden na haar niet openbaar gemaakte gevangenneming gedaan. nadat haar familie druk had uitgeoefend.
Volgens rapporten heeft Manijeh’s familie op zondag 4 september, gedurende slechts 20 minuten, met haar kunnen spreken, waarbij ze werden gemonitord door veiligheidsagenten van de mullahs. Tijdens dit gesprek kreeg Manijeh zelfs niet de kans om uit te leggen waarom ze was gearresteerd. Manijeh’s familie vertelde later dat hun dochter ernstige gezondheidsproblemen heeft.
De 22 jaar oude Manijeh Fatehi is de dochter van Bahman en komt uit Bukan. Ze werd, in haar huis, gearresteerd op 5 maart 2016 om ongeveer 7 uur ‘s avonds door 3 veiligheidsagenten, zonder juridische gronden Ze werd daarna overgebracht naar een onbekende locatie.
Het kantoor van de inlichtingendienst in Mahabad gaf aan dat het hebben van betrekkingen met Koerdische oppositiegroepen de reden was voor haar arrestatie.

Watertoevoer naar 40 scholen in zuidwest Iran afgesneden


13 september 2016
Volgens staatsmedia is de watertoevoer naar 40 scholen in de provincies Kohgiluyeh en Boyer-Ahmaed in zuidwest Iran afgesneden vanwege het niet betalen van schulden en de van de waterrekening.
Volgens een rapport van 11 september door het staatspersbureau ISNA heeft Ali Akbar Hashemi, de directeur educatie in de stad Boyer-Ahmad dit bevestigd: “Ik vraag me af hoe de school het nieuwe schooljaar moet beginnen zonder water.”
Hij gaf ook toe dat er onvoldoende ruimte is voor lessen en dat er een gebrek is aan faciliteiten. Hij zei: “we moeten dit schooljaar ten minste 30 zeecontainers plaatsen. We komen in grote problemen als dit zo door gaat.”
Bovendien rapporteerde het persagentschap[ “Mehr”, dat is gelieerd aan het Ministerie van Inlichtingen, op maandag 12 september, dat de meeste scholen in Shadegan in de provincie Khuzestan in zuidwest Iran totaal versleten zijn. Dit rapport werd aangehaald door Majid Sharafi,de leider van het vrijdaggebed in die stad.
Dit nieuwsagentschap meldde dat Sharafi zei dat: “de meeste scholen in de stad bijna 60 jaar geleden werden gebouwd. Ze zijn totaal uitgewoond en moeten worden opgeknapt.”
Sharafi voegde toe: “studeren in zo’n krakkemikkige school kan zelfs levensbedreigend zijn voor de studenten.”

Het regime van Iran is woedend over de aanstelling van Asma Jahangir als Bijzondere Rapporteur m.b.t. de mensenrechten in Iran.


06 september 2016
Javad Larijani, de deskundige op het gebied van martelingen en executies in Iran toonde zijn woede en verwierp de aanstelling van Asma Jahangir door de Mensenrechtenorganisatie van de VN, ter vervanging van Ahmad Shaheed als de Bijzondere Rapporteur m.b.t. de mensenrechten in Iran.
Volgens de website van het hoofdkwartier van de mensenrechtenorganisatie zei Larijani op 3 september 2016: “De Islamitische republiek vind de aanstelling van een Bijzondere Rapporteur totaal ongegrond en onacceptabel.”
Hij voegde daaraan toe: “De Islamitische republiek heeft altijd principieel stelling genomen tegen aanstelling van een Bijzondere Rapporteur van het land en zo ook tegen deze aanstelling, vanwege de dubbele agenda en de selectieve benadering van bepaalde landen binnen het raamwerk van de Organisatie voor de Mensenrechten.”
Asma Jahangir werd op donderdag 1 september aangesteld als de Bijzondere Rapporteur van de Verenigde Naties voor de Mensenrechten in Iran. Zij vervangt Ahmed Shaheed. Asma Jahangir is iemand uit Pakistan die opkomt voor de mensenrechten. Ze is een leider van de “Beweging van Advocaten” in Pakistan en werd in 1983 onder General Zia ul-Haq gevangen genomen. Bovendien kreeg ze in 2007 huisarrest.
Ze heeft gediend als Bijzonder Rapporteur m.b.t. de Vrijheid van Religie en Geloof tussen 2004 en 2010 en heeft herhaaldelijk geprotesteerd tegen schendingen van mensenrechten in Iran onder het regime van de mullahs..
Haar toetreding vindt plaats aan het eind van de missie van Ahmad Shaheed.
Ahmad Shaheed, de voormalige minister van de Malediven, werd in 2011 gekozen door de Mensenrechtenorganisatie van de VN tot Bijzonder Rapporteur m.b.t. Iran.

Een parlementslid van het Iraanse regime: het is schandalig dat studenten in de stad Izeh studeren in dierenverblijven


14 september 2016
Een parlementslid van het Iraanse regime uit de zuidelijke stad Izeh / Baghmelk, zei, terwijl hij wees op de toestand in sommige dorpen rond de stad Izeh: “het is zorgwekkend dat 37 jaar na de revolutie, de studenten van deze steden in dierenverblijven moeten studeren.”
Volgens het nieuwsagentschap Tasnim op 12 september, zei Hedayatollah Khademi tijdens zijn bezoek aan Sabzi en Seyed Khedr het volgende: “Deze dorpen misten ruim 30 jaar geleden al voorzieningen, Ik bezocht ooit Sabzi, wat toentertijd een erg mooi dorp was, met heel veel rijstvelden. Helaas zijn al deze rijstvelden verdwenen, vanwege watertekorten.”
Verwijzend naar de huidige situatie in het dorp Seyed Khedr, zei Khademi: “Toen ik aankwam in dit dorp bemerkte ik de hoogste staat van inefficiëntie. Verschillende families leven daar, maar alles is verwaarloosd.”
Het parlementslid vervolgde: ”Toen ik de school bezocht in dit dorp, zag ik twee dierenverblijven. Ik zag dat één daarvan als klaslokaal was ingericht. Het is zorgwekkend dat meer dan 30 jaar na de revolutie dit soort ruimtes worden gebruikt voor opleidingen in het land.”
Hij voegde toe: ”Er zijn veel plaatsen met soortgelijke problemen, maar er is de afgelopen jaren niets aan gedaan.”
Khademi sprak ook de Minister van Educatie van het regime aan: “wat is de reden dat studenten in de provincie Khuzestan in dierenverblijven moeten studeren? Is het ook zo in andere steden van Iran? Hoeveel kost het voor het ministerie om een zeecontainer te installeren als klaslokaal voor de studenten? Als slechts een miljoenste deel van al die salarissen en al die corruptive in dit land zou worden besteed aan Izeh and Baghmelk zouden we beslist de welvaart in deze steden zien groeien.”
Hij vervolgde: ”Ik vraag me af tegen wie ik moet schreeuwen over dit onrecht. Waarom besteden de officials geen aandacht aan deze stad?”

maandag 5 september 2016

“The Globe and Mail”: Gedetineerde Canadese professor in Iran kan 'nauwelijks lopen of praten,' melden familieleden





  31 augustus 2016 14:50u.

Een artikel in “The Globe and Mail” van dinsdag 30 aug. 2016 wekt bezorgdheid over het lot van Dr. Homa Hoodfar.

Eerder in juni riep Amnesty International het Iraanse regime op een professor van de universiteit van Montreal, die toen bijna een week vastzat, vrij te laten.
Alex Neve, secretaris-generaal van Amnesty International Canada, omschreef Homa Hoodfar als gewetensbezwaarde gevangene.

"De arrestatie van de gerespecteerde wetenschapper Dr. Homa Hoodfar is de meest recente poging van de Iraanse autoriteiten om individuen, waaronder academici, te treffen vanwege hun vreedzame uitoefening van het recht op vrijheid van meningsuiting en van vergadering," verklaarde Neve afgelopen donderdag.

"Het is erg verontrustend vast te stellen dat iemand die zich ingezet heeft voor de strijd tegen de ongelijkheid van vrouwen, willekeurig gearresteerd en vastgehouden wordt, mogelijk in eenzame opsluiting, zonder toegang tot een advocaat en haar familie."

Hieronder volgt de tekst van het artikel:

Na drie maanden eenzame opsluiting is de gezondheid van de Canadees-Iraanse universiteitsprofessor Homa Hoodfar zo sterk verslechterd dat ze nauwelijks nog kan lopen of praten, meldden haar familieleden.

In een afgelopen dinsdag gepubliceerde verklaring meldde de familie van Prof. Hoodfar dat de 65-jarige anthropologiste van de Concordia-Universiteit in het ziekenhuis moest opgenomen worden nadat ze sinds 6 juni in de Teheraanse Evin-Gevangenis vastgehouden werd.
Een nicht van Prof. Hoodfar, Amanda Ghahremani, verklaarde dat de familie ermee ingestemd had de zaak op een laag pitje te houden na een verzoek daartoe van de Iraanse gerechtelijke autoriteiten, die “het legale proces zijn normale loop wilde laten gaan.”

Maar, zei ze in een verklaring van de familie, “Gezien het alarmerende nieuws van Homa’s ziekenhuisopname en achteruitgaande gezondheid, hebben we geen andere keuze dan deze karikatuur van ware rechtvaardigheid wereldkundig te maken, nu duidelijk geworden is dat de autoriteiten geen hoge prioriteit aan haar gezondheid geven en niet van plan zijn om de procesrechten van Homa volgens de Iraanse wet te respecteren.”

De familie was ook bezorgd om de vage beschuldigingen tegen Prof. Hoodfar in Iran – de Teheraanse openbare aanklager beschuldigde haar ervan “in feminisme en veiligheidszaken te hebben zitten wroeten” – en om de manier waarop haar advocaat verhinderd werd haar dossier in te zien of voor de rechtbank op te treden. Media in Iran berichtten dat ze ervan beschuldigd werd te hebben aangezet tot een feministische “softe revolutie” tegen de Islamitische Republiek.
Prof. Hoodfar kreeg vorig jaar een lichte beroerte en lijdt aan myasthenia gravis (MG), een zeldzame neuromusculaire aandoening, die haar spieren verzwakt.
“Professor Hoodfar werd op grond van haar snel achteruitgaande gezondheid in het ziekenhuis opgenomen,” stond in een communiqué van afgelopen dinsdag.
“Zij was volledig gedesoriënteerd, ernstig verzwakt, en kon nauwelijks nog lopen of spreken.”
De zaak van Prof. Hoodfar heeft een hoge prioriteit bij het Canadese ministerie van buitenlandse zaken en voor de betreffende minister Stéphane Dion, aldus een woordvoerder van Global Affairs Canada, John Babcock.
Maar hij voegde er wel aan toe dat Canada geen diplomatieke vertegenwoordiging in Iran heeft.
“We werken samen met invloedrijke landen en ondernemen de bestmogelijke actie om druk op de zaak te zetten en om haar veilige terugkeer naar haar familie, vrienden en collega’s veilig te stellen. De door de afwezigheid van een diplomatieke vestiging gevolgen mogen niet onderschat worden,” aldus dhr. Babcock in een als e-mail verzonden verklaring.
De anthropologiste Prof. Hoodfar van de Concordia-Universiteit in Montreal heeft de Canadese, Ierse en Iraanse nationaliteit.
Haar familie vertelde dat ze op 11 febr. naar Iran gereisd was om familieleden te bezoeken, maar ook om onderzoek te doen naar de deelname van vrouwen bij Iraanse verkiezingen.
Amnesty International verklaarde dat Prof. Homo gewetensbezwaarde gevangene is en riep de Iraanse regering op haar onmiddellijk vrij te laten.
“Dit nieuws van vandaag is zonder meer een aanwijzing dat de Canadese inspanningen rond haar geïntensiveerd dienen te worden,” verklaarde Alex Neve, Secretaris-Generaal van de Canadese afdeling van Amnesty.
De Evin-Gevangenis, waar Prof. Hoodfar vastgehouden wordt, is ook de plaats waar de Canadees-Iraanse Zahra Kazemi in 2003 als gevangene stierf.
Canada sloot zijn Teheraanse ambassade in 2012.
De bezorgdheid om Prof. Hoodfar valt samen met berichten over de arrestatie van een andere Canadees-Iraniër, een man die in verband gebracht werd met het Iraanse team dat onderhandelde over de opheffing van de economische sancties.
Het officiële IRNA-nieuwsagentschap berichtte afgelopen zondag dat de man korte tijd vastgehouden werd op de verdenking een “infiltrant” te zijn, maar dat hij daarna op borgtocht vrijgelaten werd.
Iraanse media identificeerden de man als de Iraans-Canadese Abdolrasoul Dorri Esfahani, een lid van het Ontario Institute of Chartered Accountants in Canada.
Volgens de berichten werkte Esfahani als lid van een begeleidend team aan de opheffing van economische sancties onder één van de hoofdonderhandelaars na de nucleaire overeenkomst van vorig jaar tussen Iran en de wereldmogendheden. Hij was bovendien een adviseur van het hoofd van de Iraanse Centrale Bank.

Brief van een beroemde vrouw, bekend van de radio, wiens zoon is vermoord door agenten van het Iraanse regime.





30 augustus 2016 17:11   

Shahin Mahinfar wiens zoon Amir Arshad Tajmir in 2009 werd vermoord tijdens een zogenaamd auto ongeluk, dat werd geënsceneerd door de onderdrukkende macht van het geestelijke regime, heeft een artikel gepubliceerd dat ingaat tegen executies en gevangenschap.

Hier het artikel, recht uit het hart van Shahin Mahinfar,, de moeder van de vermoorde Amir Arshad Tajmir::
Vertellen over de dood van Amir Arshad:

De dood is eervoller dan dit leven vol pijn.
Onze melodie is de melodie van het leven, van vrijheid, van literatuur en van ethiek.
Het is de melodie van blijdschap en menselijkheid.
Ons moederhart huilde om gerechtigheid, om nee te zeggen tegen executies, tegen gevangenschap, tegen vernedering en tegen martelingen.

Vandaag de dag nemen onze jongeren meer waar en realiseren het zich beter. Waarom?
Omdat ze de pijn met huid en haar voelden en herkenden.
Ze voelden de slagen van vernedering en herkenden wat er achter zit.
Hun menselijke waardigheid werd belachelijk gemaakt en beledigd.
Ze werden veroordeeld vanwege het gebruiken van hun rechten, niet vanwege misdaden.
Ik verenig mij met andere moeders voor gerechtigheid voor onze fatsoenlijke en eerlijke jeugd.

Vertellen over de dood van Amir Arshad:

De dood is eervoller dan dit leven vol pijn.
Onze melodie is de melodie van het leven, van vrijheid, van literatuur en van ethiek.
Het is de melodie van blijdschap en menselijkheid.
Ons moederhart huilde om gerechtigheid, om nee te zeggen tegen executies, tegen gevangenschap, tegen vernedering en tegen martelingen.