zondag 18 september 2016

Dochter van geëxecuteerde Soennitische gevangene: ik vraag God of we elkaar in de hemel mogen weerzien


08 september 2016
Het volgende schreef Sara Mansour Bolaghi’s recht uit haar hart voor haar vader Mamousta Khaled Bolaghi die, samen met 24 andere Soennitische politieke gevangenen werd opgehangen in de gevangenis Gohardasht op augustus 2016:
In de naam van God,
Ik ben Sara, dochter van martelaar Mamousta Khaled Mansour Bolaghi, een Soennitische politieke gevangene, die is geëxecuteerd vanwege zijn geloof.
Ik herinner me de keren dat mijn vader met mij sprak. Op een keer vertelde hij dat hij, 2 dagen na mijn geboorte, in het ziekenhuis werd gearresteerd en meegenomen naar het kantoor van de Inlichtingendienst in Sanandaj.
We ontmoetten elkaar voor het eerst in het kantoor van de Inlichtingendienst in Sanandaj. Ik kende mijn vader helemaal niet. Ik moest huilen toen hij me in zijn armen nam en me knuffelde. Toen ik 2 jaar was had ik mijn vader slechts 3 tot 4 keer gezien. Mijn vader werd, na 2 jaar gevangenschap in de gevangenis van de inlichtingendienst in Sanandaj, overgebracht naar de Rajai Shahr gevangenis in Karaj (bij Teheran). Ik had net leren praten. Mijn vader noemde me toen “zijn kanariepietje”.
Steeds wanneer ik mijn vader opzocht voelde dat geweldig. Maar, we hadden steeds maar een half uurtje samen. Zodra ik zijn warmte en liefde begon te voelen beëindigden ze ons samenzijn. Steeds wanneer ik verdrietig was om het gemis van mijn vader, zei hij tegen me: “mijn bloempje, mijn liefje, papa’s kanariepietje, maak je geen zorgen. Als God het wil zal ik spoedig bij je komen Mijn dierbare Sara, bid voor mij.”
Mijn vader zou een ontmoeting met mij regelen, omdat ik hem al in bijna 6 maanden niet meer had gezien. Ik verlangde hevig naar hem, zodat hij me kon knuffelen en omarmen. Op een dag werd er vanuit de gevangenis gebeld en gezegd dat ik mijn vader kon ontmoeten. Ik droeg mijn mooiste kleren, speciaal voor mijn vader en zei: “Hoera! Ik mag naar mijn vader.”
Ik ging, samen met mijn moeder en mijn vaders familie, naar Teheran. Onderweg huilden mijn moeder en mijn oma en de anderen. Ik zei: “Huil toch niet! Dat zou mijn vader kunnen kwetsen.” Ik begreep niet waarom ze huilden.
Plotseling ging de telefoon van mijn oom over. Uit wat hij zei aan de telefoon, maakte ik op dat mijn vader was geëxecuteerd. En ik begon te huilen en bleef huilen tot aan de begrafenis op de Behesht-Zahra begraafplaats in Kahrizak.
Toen we aankwamen in de gevangenis zeiden een paar inlichtingenofficieren: “Kom met ons mee, dan laten we jullie Khaled zien.” En ze lieten ons zijn lichaam zien. Mijn vader lag er vredig bij en ik omarmde hem en raakte zijn gezicht aan en streelde hem. Ik hield er zo van als mijn vader met zijn warme en vriendelijke stem zei: “Mijn kanariepietje, kom je papa weer opzoeken?” Maar nu was er geen stem. Toen ik hem kuste was hij ijskoud. En dit was mijn laatste ontmoeting met hem. Ze lieten niet toe dat ik met hem sprak in de maand voorafgaand aan de executie, omdat in hij in eenzame opsluiting zat. Ik zal nooit mijn vaders vriendelijke gezicht en woorden vergeten en ik vraag God of we elkaar weer mogen ontmoeten in de hemel.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten